In deze roman lopen twee verhaallijnen door elkaar. René Magritte speelt in beide een prominente rol, waarbij feiten en fictie worden vermengd.
Het ene verhaal wordt verteld door Edward, een bijna tachtigjarige die in 1976 terugblikt op gebeurtenissen van meer dan honderd jaar geleden. Als jonge Vlaamse migrant in Charleroi, heeft hij René Magritte van dichtbij gekend. In zijn schriftje houdt hij zijn herinneringen bij aan de pesterijen waar hij vaak het slachtoffer van was.
Het andere verhaal speelt zich af in het nu. Het is dat van Emma en Sven, twee beveiligingsmensen in het Magrittemuseum in Brussel. Als jongste van het team trekken ze meestal met elkaar op. Emma heeft een oogje op Sven, die echter tot over zijn oren in de schulden zit.
Terwijl die twee jongeren, samen met enkele oude rotten op het vlak van bewaking én vervalsing, een kunstroof op stapel zetten om hun geldproblemen op te lossen, gaat het geplaag in het andere verhaal van kwaad tot erger. En trouwens, hoe zat dat nu precies met die zelfmoord van René Magrittes moeder? Daar heeft de vervalser in elk geval zo zijn eigen theorieën over.
Beetje bij beetje wordt duidelijk hoe de twee verhaallijnen met elkaar verweven zijn.
Migraine van Magritte, Uitgeverij Het Punt, 2017