Enkele bedenkingen
Het verleden is nooit een afgesloten hoofdstuk. Het is inherent aan het menselijke ras om stil te staan bij voorbije tijden. Reflecties over het verleden uiten zich op de meest uiteenlopende manieren, gaande van de simplistische vaststelling ‘vroeger was het beter’ tot weloverwogen academische verhandelingen. Thucydides, Livius en Tacitus lieten duizenden jaren geleden hun licht al schijnen over nog langer vervlogen tijden. Sindsdien hebben ontelbare mensen zich bezig gehouden met al wat gepasseerd is; deze reflecties kunnen maar moeten niet altijd de neerslag zijn van een poging om het verleden objectief resp. neutraal te reconstrueren. In eerste instantie is de geschiedschrijver altijd ‘kind van zijn tijd’, hij is willens nillens beïnvloed door zijn eigen contemporaine context: de historiciteit is voortdurend onderhevig aan de veranderende culturele omgeving. Ten tweede is de beteugeling van de geschiedenis niet louter een bezigheid van historiografen die met opzet een neutrale (historisch-kritische) al dan niet (pseudo)wetenschappelijke uiteenzetting willen ontwikkelen. Geschiedschrijving is vaak het resultaat van een creatief, artistiek proces. In 1833 schilderde Delacroix (‘La liberté guidant le peuple’) Marianne die de revolutionairen bij de Julirevolutie van 1830 aanvoert. De stof van het Nibelungenlied (13de eeuw) gaat terug op de heroïsche tijden van de Germaanse Volksverhuizing (ong. 4-6de eeuw) en diende op zijn beurt als inspiratiebron voor Wagners magnum opus ‘Der Ring des Nibelungen’ (1853-1874). Deze voorbeelden kunnen we uitbreiden met een immense waaier aan alle mogelijke romans, films, muziekstukken, strips enz. waarin de geschiedenis zelf een belangrijke rol speelt. Ronald van Kesteren [i] zegt hierover het volgende:
“Telkenmale […] toonden individuen en collectieven belangstelling voor de geschiedenis. Die denkbeelden over het verleden konden gestalte krijgen in diverse uitingen van historische cultuur, zoals geschiedschrijving, beeldende kunsten, literatuur en bouwkunst. Reflecties over het verleden waren daarbij het resultaat van diepgaand onderzoek, maar ook van onverwachte ingevingen. Soms weerspiegelden ze de opvattingen van elites, een andere keer betrof het uitingen die op een meer populaire context wezen. Maar altijd waren de manifestaties van historische cultuur zelf onderdeel van de geschiedenis.”
Het spreekt voor zich dat dit steeds groeiend cumulatief aanbod een uiterst gevarieerde kijk op het verleden biedt.
Eén van de creatieve vormen van historiografie is de ‘historische misdaadroman’. Dit specifiek genre binnen de misdaadliteratuur geniet al geruime tijd een enorme belangstelling. Men zou kunnen stellen dat de hele geschiedenis door de bril van misdaadschrijvers aller landen herbekeken wordt. Afgezien van individuele prestaties, waaraan heeft dit subgenre zijn succes te danken?
Een eerste mogelijke verklaring biedt het concept van het escapisme. Sinds zijn ontstaan probeert de mens zich van de dagelijkse realiteit te onttrekken. Meermaals heeft men (bv. Marx met zijn theorie over religie als opium van het volk) op het potentiële gevaar hiervan gewezen, anderen – zoals J.R.R. Tolkien – beoordelen deze werkelijkheidsvlucht positiever. Hoe het ook zij, en ongeacht alle positieve dan wel negatieve waardeoordelen, kunst biedt – literatuur in het bijzonder – inderdaad de mogelijkheid om de dagelijkse banaliteit even te vergeten. Het misdaadgenre in het algemeen is hiervoor een uitstekend instrument: iedereen kan zich wel een moordsituatie voorstellen, maar weinigen ondervinden het aan den lijve. Er wordt m.a.w. een wereld gecreëerd waarin de lezer zich een plaats kan indenken, maar er zelf geen onderdeel van kan en wil zijn. Door het lezen ondervindt hij de spanning van de situatie, maar weet dat hij er – gelukkig – niet van zal uit deel maken. Anders dan bijvoorbeeld een naturalistische roman van pakweg Zola, waar de geschetste context een reële dreiging kan vormen. Het andere uiterste is de fantasyliteratuur die een louter surreële wereld biedt, waarin weliswaar parallellen met de bestaande kunnen getrokken worden, maar per definitie er los van staat.
En zo komen we bij de sterkte van de historische misdaadroman. De beschreven setting behoort enerzijds niet meer tot de eigen, de tijdsbarrière vormt een veilige grens; anderzijds wordt er geen absurd universum beschreven, ook geen mogelijk, maar een al gerealiseerd. Daardoor kan de lezer vluchten in een – deels bekende – wereld waarvan hij mogelijk cultureel erfgenaam is, maar die nooit meer tot de zijne zal behoren. Hij zoekt zijn verstrooiing in het herkenbare vreemde, in het bekende onbekende. Een exotische reis naar een bestaand land waar het fijn vertoeven is, maar dat hij nooit zal bezoeken.
De genadeloze afstand tussen heden en verleden heeft ook het voordeel van de ethische onschuld. Het engagement van de lezer beperkt zich tot het mee (re)construeren van het verhaal, van de misdaad. Weliswaar gebeurt dit evenzogoed bij de lectuur van een misdaadverhaal dat zich in het ‘heden’ afspeelt, maar daar wordt hij gedwongen om een moreel standpunt in te nemen dat ertoe doet. Wanneer hij sympathiseert met de misdadiger krijgt hij een wrang gevoel, er is een wereld (waarschijnlijk wel niet de zijne, vgl. boven) waar deze dingen reëel zijn. Medeleven met een personage dat in koelen bloede moordt, strookt niet met de gangbare ethiek. – Mario Puzo speelt dit bijvoorbeeld op meesterlijke wijze uit: de Corleone familie is ontegensprekelijk een tamelijk moordlustig geslacht, maar toch gaat de sympathie van de lezer ernaar uit. De makers van de HBO tv-serie ‘The Sopranos’ hebben deze techniek op een nog meer meesterlijke wijze geadapteerd. – De historische misdaadroman biedt hier weer soelaas: de verandering van tijden en zeden verschaft hem een excuus om alsnog met de slechte mee te heulen ‘Nu zou het anders zijn’). Het is tout court gemakkelijker om een moreel oordeel te vellen over een in het (fictieve) verleden gebeurde misdaad. Nemen we het voorbeeld van de Da Vinci Code. Een streng katholiek of Opus Dei-aanhanger heeft moeilijkheden met de kenschetsing van zijn geloofsgenoten omdat ze de misdaden hic et nunc echt zouden kunnen plegen, mocht het boek zich 100 jaar geleden hebben afgespeeld, kon hij de vermeende moorddadige drang van de kerk afwimpelen als een faux pas. Idem dito voor de talrijke Koude Oorlog romans.
Een andere reden waarom historische (misdaad)romans zo populair zijn, is het leerrijke karakter ervan. Al lezend en zich amuserend leert de lezer bij over deze of gene periode. Hij hoeft geen droge wetenschappelijke boeken te doorwroeten om zijn historische kennis te vergroten. Nee, hij krijgt een aangenaam verpakte geschiedenisles, die hem vaak meer inzicht verschaft in de wereld waarin het boek zich afspeelt dan wanneer hij de opgesomde feiten in een encyclopedie zou naslaan. Hier schuilt wel het gevaar dat een slecht geresearchte roman hem een vertekend beeld van of gewoonweg verkeerde informatie over een bepaalde tijd kan geven. Maar hierin staat de historische misdaadroman zeker niet alleen.
Een laatste aspect dat het succes van de historische misdaadliteratuur kan verklaren, is het aspect van de verbeelding. Hoe gedetailleerd een verhaal ook geschreven is, de lezer moet enkel afgaand op goed naast elkaar geplaatste zwarte letters en in combinatie met zijn fantasie zich een volledige wereld kunnen voorstellen. De letters staan er al, dus de lezer beleeft er extra plezier aan wanneer hij zijn fantasie ten volle kan benutten. En het spreekt voor zich dat hij die meer moet gebruiken als hij zich Londen anno 1450 wil voorstellen dan wanneer hij een beschrijving leest van de hedendaagse Britse hoofdstad.
Door de schepping van een wereld die de lezer als vreemd ervaart maar die hij tegelijkertijd als waarachtig ondervindt (in tegenstelling tot fantasy), raakt hij geboeid en wil hij er zich zonder zorgen indompelen om meegesleurd te worden in een onmetelijke maalstroom waarin gladiatoren, koene ridders en fijne prinsessen zich moordend begluren.
[i] Ronald van Kesteren, Het verlangen naar de Middeleeuwen. De verbeelding van een historische passie, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2004, p. 381.