De detective op het spoor
Niet alleen de figuur van de detective boeit de lezer, ook zijn werkwijze is interessant, temeer daar zijn handelen en denken succesvol eindigen. Enerzijds construeert de detectiveroman altijd nieuwe raadsels, anderzijds toont hij de moeizame weg naar de ontrafeling van dat mysterie. De uiteenzetting van de werkwijze van de detective bestaat uit verschillende elementen die zich binden aan de door hem toegepaste onderzoeksmethoden. De verstandelijke redenering is namelijk niet de enige methode, ook de psychologische procedés, die gaan van de autoritaire ondervragingsstijl tot de gevoelige inleving in de geest van de verdachte, behoren daartoe. In de loop van de geschiedenis van het genre zijn er echter verschillen op te merken in de verhouding tussen de denkarbeid en het gedrag van de detective. Enkele typische kenmerken van de zuivere denkarbeid kunnen kort samengevat worden:
Vooreerst verloopt het denken van de detective in de regel methodisch. Deducties, combinaties enz. zijn gebaseerd op nauwgezette waarnemingen, metingen, getuigenissen en worden – waar mogelijk aan de hand van experimenten – getest. De auteurs populariseren daardoor de arbeidstechnieken en de ethos van de natuurwetenschappen, en daarmee tegelijkertijd de hoop op begrijpelijkheid van de feitelijkheid en beheersing van de werkelijkheid.
De detectives starten hun denkoperaties vanuit verschillende uitgangspunten. De enen construeren volledig rationeel een hypothese van het verloop van de gebeurtenissen – hetzij meer logisch concluderend (zoals bv. Dupin) of meer het geheel van de zaak intuïtief benaderend (zoals bv. Poirot) – om vervolgens alle nieuwe bijgekomen feiten aan de hypothese te toetsen of om de feiten op grond van de hypothese überhaupt eerst te zoeken. Afhankelijk van het resultaat hiervan wordt de hypothese ofwel gefalsifieerd en opnieuw opgesteld of geverifieerd. De anderen (zoals bv. Holmes) beginnen empirisch met de waarneming van de feiten, zetten die met elkaar in verbinding, gaan naar hun oorzaken terug, brengen met kleine schreden, waarbij tegenstrijdigheden worden uitgeschakeld, hun samenhang aan het licht en bouwen geleidelijk aan een theorie van de moordzaak op, die dan met het schuldig bevinden van de dader wordt geverifieerd. Onafhankelijk van het feit of de denkarbeid deductief dan wel inductief verloopt, de op de deugd van de exactheid gebaseerde microscopische blik en de analytische kracht zijn steeds dezelfde.
Hoewel de denkarbeid van de detective principieel altijd teruggaat op een van de twee geschetste methodes, verliest de denkarbeid als dusdanig gedurende de ontwikkeling van het detectivegenre de belangstelling van de schrijvers. Parallel aan de humanisering van de figuur van de detective (zie ook ‘De detective als figuur’) wrikt hij zich los uit de rol van de scherpzinnige held. Met de aanpassing aan de realiteit neemt ook het belang van het ‘verstaan’ van psychische en sociale gegevens toe, zodat de oplossing van de zaak vaak afhankelijk is van het inlevingsvermogen van de detective in de situatie van de dader.