Het paspoort van de detective
Het genre ‘detectiveroman’ is genoemd naar zijn hoofdpersonage, namelijk de persoon die het mysterie moet ontsluieren. We zullen proberen om de figuur en de werkwijze van deze speurder met enkele opmerkingen toe te lichten.
Om over de figuur en de werkwijze van de detective te spreken, is het zinvol om van zijn functie uit te gaan. Zijn belangrijkste taken zijn observatie, verhoor en beraadslaging, waarbij hij vooral zijn talenten als waarnemer moet ontplooien, zijn observaties moet hij vervolgens logisch kunnen combineren. In hun opdrachten en hun vereiste prestaties die tot de oplossing van het raadsel moeten leiden, lijken alle detectives op elkaar. Daardoor zijn de auteurs genoodzaakt om hun hoofdpersonage door individuele kenmerken een eigen identiteit te geven. Men gaat te kort door de bocht wanneer men de detective slechts als figurant van de ratio of als symbool van het menselijke intellect ziet. Ook als hij hoofdzakelijk als drager van zijn functie wordt bestempeld, gaat men voorbij zijn menselijke, zelfs lichamelijke zijn.
De combinatie van het belang van de intellectuele capaciteiten van de detective en het daarmee gepaard gaande verlies van de intensiteit van het verhalende mag niet uit het oog verloren worden. Omdat de held van de detectiveroman als personificatie van de analytische potentie weinig normale algemeen menselijke eigenschappen vertoont, is het noodzakelijk hem ‘pittoreske’ vermenselijkende karaktertrekken te geven. Schrijvers van detectiveromans beseffen inderdaad dat ze de identiteit van hun detective met bijzondere eigenschappen moeten opsmukken, en wel zulke die hem binnen de gevestigde burgerlijke maatschappij als een geïsoleerde, excentrieke persoon kenmerken. Door deze beschrijving houdt men tegelijkertijd rekening met het handelingsplan van de detectiveroman, namelijk dat de speurder als buitenstaander in een gesloten kring van personages binnentreedt (zie ook ‘Ruimte in de detectiveroman’).
Excentriciteit en isolatie (outsider) zijn de typische kenmerken van de detectivefiguur: Gewoontes die uit de norm vallen (vb. gebruik van verdovende middelen, artistieke neigingen) vervreemden hem en geven hem het aura van het abnormale, dat hem uit de monotonie van het alledaagse haalt. Ook de eenzaamheid van de detective werkt bevreemdend, meestal wordt dit geïllustreerd door zijn vrijgezellenleven. De detective is – meestal – seksueel abstinent, leeft als celibatair en is het schoolvoorbeeld van de innerweltliche Askese. Dit allemaal omdat zijn intellectuele contemplatie door geen enkele inmenging van buitenaf mag gestoord worden. (De weinige vrouwelijke detectives zijn overeenkomstig maagdelijk of oude vrijsters.)
De vraag doet zich nu voor of zulke geschetste figuren aan de lezer de mogelijkheid bieden om zich met hen te identificeren; deze drang tot identificatie zet zich trouwens bij elke lectuur automatisch in. De negatie van normen, de persoonlijke autonomie en sociale onafhankelijkheid, de enorme scherpzinnigheid en tenslotte de onsterfelijkheid van de detective komen zeker overeen met de wensvoorstellingen van het grootste deel van het lezerspubliek. Gaat men er echter vanuit dat het identificatieobject (detective) als doelwit van de projectie van de wensvoorstellingen zich niet alleen duidelijk moet onderscheiden van degenen (lezers) die zich ermee willen identificeren, maar dat het ook aan de lezer de mogelijkheid moet bieden – om de identificatie te vergemakkelijken – om zichzelf te herkennen en bevestigd te voelen, dan blijft te verklaren in hoeverre de typische detective hoe dan ook te bereiken is. In de eerste plaats is hier te wijzen op de overeenkomst die bestaat tussen de detective en de lezer inzake de morele verplichting tegenover de maatschappelijke orde; een verplichting (het strikken van de dader) die door beiden niet in vraag wordt gesteld. De lezer aanvaardt dat in de roman de detective deze taak op zich neemt. Bovendien vertonen alle detectives genoeg menselijke zwaktes of vaste, tot het extreme neigende trekken die de lezer met een monkellachje bij zichzelf herkent.
De voorwaarden voor de identificatie lezer – detective zijn de aparte plaats die de detective in de maatschappij inneemt (wensvoorstellingen van de lezer) en tegelijkertijd zijn vermenselijking (de herkenning in se). Deze voorwaarden zijn in de loop van de geschiedenis van het genre altijd gerespecteerd, maar hebben verscheidene accentueringen gekend. Zo blijkt dat de detective – hoe langer het genre bestaat – altijd meer en meer aan de realiteitsbetrokkene verwachtingen aangepast wordt. De verburgerlijking van de detective neemt toe, vanuit zijn oorspronkelijke nostalgisch gestileerde waarnemingspositie buiten de samenleving wordt hij geïntegreerd in het burgerlijke centrum van de maatschappij. Ondanks het feit dat hij nu moet verzaken aan de uiterlijke attributen van het bovenmenselijke resp. bovenburgerlijke, verliest hij toch zijn ‘ideale’ eigenschappen niet.